Cacao en chocolade
Hierop is de Europese Richtlijn 2000/36 inzake cacao en chocoladeproducten voor menselijke consumptie van toepassing.
Deze is opgesteld om de verschillen qua samenstelling en etikettering van cacao en chocolade tussen de Europese landen weg te nemen.
De Nederlandse overheid heeft de voorschriften van deze Richtlijn uitgewerkt middels het Warenwetbesluit Cacao en chocolade.
Zo schrijft Het Warenwetbesluit voor dat de aanduiding chocolade alleen mag worden gebruikt voor chocolade die – onder andere – in totaal ten minste 35% droge cacaobestanddelen bevat. Ook de verkoopbenaming waaronder chocoladeproducten mogen worden verhandeld zijn gebonden aan voorschriften. De benaming hagelslag- of vlokken bijvoorbeeld mag uitsluitend en moet worden gebezigd wanneer deze qua vorm en samenstelling voldoet aan in de in de wet genoemde voorwaarden.
Hieronder volgen enkele voorbeelden uit de regelgeving van cacao en chocolade:
- Een chocoladeproduct dient minimale percentages aan droge cacaobestanddelen, cacaoboter of melkvet te bevatten. In het Warenwetbesluit staat wat deze percentages zijn.
- Indien een chocoladeproduct naast de minimaal vereiste hoeveelheid cacaoboter andere plantaardige vetten bevat, dan dient het etiket de volgende aanvullende zin te bevatten:“Bevat naast cacaoboter ook andere plantaardige vetten.
- Het is verboden dierlijke vetten en bereidingen daarvan die niet uitsluitend afkomstig zijn van melk toe te voegen.